Probleem & ontstaan

Het begon allemaal met een militair vliegveld dat gebouwd werd in april 1916, in de buurt van Fort Schiphol. Dit fort maakte onderdeel uit van de Stelling van Amsterdam, een rij forten die bedoeld was om de net drooggelegde Haarlemmermeer te beschermen. Een paar maanden later, in augustus, was het 16,5 hectare grondstuk geschikt om als vliegveld te gebruiken en waren er vier loodsen geplaatst. Het bleek al snel dat het grondstuk te klein was en tijdens de Eerste Wereldoorlog begon men met uitbreiden. Aan het einde van de oorlog was de oppervlakte van Schiphol toegenomen tot 76 hectare.

 

Het vliegveld werd na de oorlog vooral gebruikt voor afgedankte oorlogsvliegtuigen en het vervoeren van post en soms zelfs passagiers. Toen Albert Pelsman, luitenant-vlieger, in oktober 1919 de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën N.V. (KLM) oprichtte, wilde Nederland natuurlijk ook meedoen. KLM opende op 17 mei 1920 zijn eerste lijndienst: de luchtlijn Amsterdam-London. Schiphol werd nu gebruikt als ladingsplaats voor Amsterdam, waar 440 passagiers gebruik van maakten.

 

Na vele bombardementen en uitbreidingen groeide Schiphol uit tot een luchthaven waar jaarlijks 58 miljoen passagiers vertrekken of landen. Maar veel passagiers betekent veel vliegtuigen. Om precies te zijn: 520.000 vliegtuigen per jaar (1424 per dag) die naar alle bestemmingen op de wereld kunnen vliegen. Dat betekent dat sommige van deze vliegtuigen gedwongen zullen zijn om over woonwijken te vliegen. Ze zouden natuurlijk hoger kunnen vliegen zodat de buurtbewoners niet zo veel last hadden van het geluid, maar het probleem is dat vliegtuigen de tijd nodig hebben om naar een bepaalde hoogte te klimmen. Er zijn helaas nog geen vliegtuigen ontwikkeld die recht omhoog kunnen vliegen en vervolgens horizontaal, dus zijn ze genoodzaakt schuin te vliegen. Het resultaat: laag overvliegende vliegtuigen over de woonwijken.

Bekijk hieronder de groei van Schiphol

Maak jouw eigen website met JouwWeb